Een paar jaar geleden is het langvengebied, dat ligt in de noordoost-hoek gevormd door het kanaal en de A2 snelweg in Best, ontdaan van een groot aantal vliegdennen. Ook is de bodem van een deel van het gebied afgeplagd tot op de grijze podzolgrond. Met deze beheermaatregel hoopt men de waterstand in de vennen op een hoger peil te brengen. De bomen trekken veel water uit de grond, dat anders in de vennen zou worden opgevangen, was de redenatie. Of dit door het kappen van de bomen ook werkelijk zal gebeuren is nog niet duidelijk, er worden regelmatig metingen verricht die dit moeten aantonen. Voor het droog houden van de A2, die vlakbij de grond in gaat, moet veel water weggepompt worden. Hierdoor daalt de waterstand in de omgeving en dit heeft uiteraard effect op het omringend gebied.
Ook als het rooien van de bomen geen effect heeft op de waterstand is het toch goed dat dit gebeurd is. Het langvengebied is een klein restant van de grote stille heide, zoals wij die tot begin 1900 nog kenden. Dit gebied van ongeveer vijf kilometer breed, liep van Turnhout tot in de Peel en was een onmisbare schakel in de toenmalige landbouwmethode, de potstalcultuur. De heide was graasgrond voor de schapen, leverancier van plaggen, mest en nog veel meer producten. Door het afplaggen en begrazen bleef de heide eeuwen lang in stand. Met de komst van de kunstmest werd de heidegrond overbodig en gebruikt voor andere doeleinden zoals bosbouw, en stadsuitbreiding. Slechts hier en daar ligt nog een klein stukje geschiedenis, meestal op natte grond die ongeschikt was voor “ontwikkeling”.
Met het ontdoen van vliegdennen en het afplaggen van de heide, brengen we het gebied weer een beetje in de staat van vroeger. Interessant is te zien hoe algen, mossen en uiteindelijk jonge heide de kale grond weer gaan kolonialiseren. De successie, opeenvolging van verschillende ontwikkelingsstadia van plantengroei, is hier goed te volgen. Je moet wel wat geduld hebben want de natuur heeft alle tijd.
Met het afplaggen van de hoge en al oude heide, zijn ook hele stukken van de paden, die door dit gebied lopen, weggeschoven. Wanneer ik het gebied in trok om te zien wat er allemaal aan de gang was voelde ik me wat verward, waar moet ik lopen, het was alsof ik over een kale akker liep. Ik zocht naar oriëntatiepunten en voelde me weer een beetje thuis als ik het restant van een oud pad vond. Nu, na enkele jaren, zie je nieuwe stukjes pad ontstaan die de oude paden weer aan elkaar verbinden. Ook dit is weer een interessant gegeven, nieuwe paden die ontstaan, daar waar mensen gaan. Waar dieren dit doen spreken we van “een wissel”. Wanneer mensen een “wissel trekken”bedoelen we toch wat anders. Misschien trekken we met de beheermaatregelen die het langvengebied weer wat mooier maken, een wissel op de toekomst.